WHOA Cassatie – duidelijkheid over de (on)mogelijkheid van het wijzigen van toekomstige rechten?
Op 26 maart heeft A-G Snijders namens de Procureur Generaal bij de Hoge Raad een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld ( https://www.hogeraad.nl/actueel/nieuwsoverzicht/2024/maart/vordering-cassatie-belang-wet-mogelijkheden-whoa-akkoord-biedt/)
De vordering richt zich tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2023 inzake het door de rechtbank gehomologeerde WHOA-akkoord van IHC Merwede Holding B.V. In het kader van dat akkoord werden de financiers verplicht om in de toekomst op grond van de bestaande financieringsovereenkomst nieuwe financiering te blijven verstrekken, terwijl de uitgangspunten en voorwaarden waaronder de nieuwe financiering verleend moest worden in het kader van het akkoord werden gewijzigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het opleggen van de verplichting om nieuwe financiering op gewijzigde voorwaarden te verstrekken op grond van de WHOA mogelijk is.
In de literatuur is naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank de vraag gerezen of de WHOA wel de mogelijkheid biedt om de voorwaarden van bestaande verplichtingen te wijzigen bij een WHOA-akkoord. Gelet op het belang van deze vraag en het feit dat partijen zelf volgens de wet niet de mogelijkheid hadden om hoger beroep of cassatieberoep in te stellen tegen de homologatie van het WHOA-akkoord door de rechtbank, heeft de Procureur-Generaal besloten cassatie in het belang der wet in te stellen. Bij de vordering wordt genoemde vraag ter beantwoording aan de Hoge Raad voorgelegd. Gelet op het belang van de vraag heeft de Procureur-Generaal eerder aan belanghebbenden en geïnteresseerden de mogelijkheid gegeven om zich uit te laten over genoemde vraag, van welke mogelijkheid Jurian Snijders en Ingeborg Gaasterland namens FIZ advocaten gebruik hebben gemaakt (link).
A-G Snijders komt– onder meer op basis van de wettekst en de wetsgeschiedenis- tot de conclusie dat in het kader van een akkoord alleen bestaande rechten van schuldeisers kunnen worden gewijzigd. Wijziging van toekomstige rechten en wijziging van overeenkomsten voor zover deze iets anders inhouden dan een wijziging van rechten, kan volgens A-G Snijders alleen plaatsvinden langs de weg van art. 373 Fw. Het opleggen (van wijzigingen) van verplichtingen van schuldeisers is volgens hem dus niet mogelijk onder de WHOA.
A-G Snijders meent derhalve dat toekomstige rechten in zijn algemeenheid niet gewijzigd kunnen worden onder de WHOA en maakt daarbij geen onderscheid of de toekomstige rechten al dan niet voorvloeien uit of besloten liggen in een reeds bestaande rechtsverhouding en/of er nog een prestatie verricht moet worden door de schuldeiser. Volgens A-G Snijders staat de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2021, waarbij (onder meer) toekomstige renteverplichtingen uit een bestaande kredietovereenkomst werden gewijzigd onder een akkoord, haaks op hetgeen uit de wet en de wetsgeschiedenis volgt.
Het is nu afwachten of de Hoge Raad A-G Snijders volgt in dit standpunt. Wij zijn benieuwd naar de uitspraak van de Hoge Raad!